Naar een gesloten fosfaatkringloop in Zuid-Holland
19 augustus 2020

Middenin de lockdown vanwege de Covid19-uitbraak en kort voor de zomer van 2020 legde provincie Zuid-Holland een aantal interessante onderzoeksvragen ten aanzien van de fosfaatkringloop van de landbouw aan CLM voor. Deze vragen kwamen voort uit de ambitie van Provinciale Staten om de fosfaatkringloop verder te sluiten. Daarbij moesten we nadrukkelijk ook de perspectieven en mogelijkheden van het gebruik van nieuwe meststoffen afkomstig uit mestverwerking belichten.
Gezien de korte doorlooptijd, de breedte van de onderzoeksvragen en de naderende zomervakantie hebben we een relatief groot projectteam met uiteenlopende expertises moeten samenstellen. Door de constructieve en flexibele instelling van Petra, Ine, Bo en Erik is het gelukt om in korte tijd dit resultaat op te leveren. Daarbij zijn we ook Arjan Prinsen van mestverwerking Groot Zevert erkentelijk voor de informatie die hij belangeloos heeft verstrekt.

In Zuid-Holland is er voldoende plaatsingsruimte voor alle dierlijke mest die in de provincie wordt geproduceerd. Er is dan ook geen fosfaatoverschot en verwerking van dierlijke mest is derhalve niet nodig. Indien akkerbouwers en tuinders structureel behoefte hebben aan bemestingsproducten afkomstig uit dierlijke mest, dan zou mestverwerking kunnen bijdragen aan het sluiten van de fosfaatkringloop.

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben aangegeven een versnelling te wensen van de toepassing van mest met een gereduceerd fosfaatgehalte en heeft daarvoor de nodige middelen vrijgemaakt. Voordat de provincie overgaat tot praktijkproeven, wil zij inzicht in de mestkringloop in Zuid-Holland, de rol die fosfaat daarin speelt en de mogelijkheden om met fosfaatarme dierlijke mest het organischestofgehalte in de bodem te verhogen. CLM is gevraagd inzicht te geven in de fosfaatkringloop van de Zuid-Hollandse landbouw en een zevental onderzoeksvragen te beantwoorden.
Op basis van data uit CBS Statline en Agrimatie, geraadpleegde literatuur en expert-judgement komt CLM op hoofdlijnen tot een aantal conclusies:

  • De hoeveelheid dierlijke mest die in Zuid-Holland wordt geproduceerd mag volledig op de gronden binnen de provincie worden gebruikt. Er is geen sprake van een mestoverschot in Zuid-Holland, waardoor verwerking vanuit dat perspectief niet nodig is.
  • De akker- en tuinbouw vindt veelal plaats in regio’s met weinig intensieve veehouderij, wat een optimaal gebruik van alle dierlijke mest belemmert. Bewerking van dierlijke mest op de veehouderijbedrijven, bijvoorbeeld scheiding van mest in een dunne en dikke fractie, kan het
    transport vergemakkelijken en de bruikbaarheid van de mest vergroten.
  • De meeste melkveebedrijven kunnen vrijwel alle mest op de eigen gronden gebruiken. Maar scheiding van de rundveemest kan ook op deze bedrijven de bruikbaarheid vergroten. De dikke fractie die rijk is aan fosfaat en organische stof rijke kan als meststof op akkerland gebruikt worden, of als strooisel in de ligboxen, de stikstofrijke dunne fractie als meststof op grasland.
  • Elders in het land produceren mestverwerkingsinstallaties producten van uiteenlopende samenstelling, waaronder een fosfaatarme, organischestofrijke meststof. Daarnaast worden meststoffen rijk aan fosfaat (bijvoorbeeld calciumfosfaat en struviet) of rijk aan stikstof en kali geproduceerd, die kunstmest kunnen vervangen. Het gebruik van veel van deze producten stuit vooralsnog op beperkingen door de mestwetgeving. Daarbij ontbreekt het aan inzicht in een
    (koopkrachtige) vraag naar deze producten onder akkerbouwers en tuinders.
  • Maatregelen die voortkomen uit de aanpak van het stikstofvraagstuk kunnen ook in Zuid- Holland effect hebben op de omvang van de veestapel. Een kleinere veestapel zorgt voor een geringer mestoverschot en dus minder noodzaak voor mestverwerkingmest. De behoefte aan mestverwerking dient daardoor, nog meer dan nu, te komen vanuit de gebruikers van de verschillende mestproducten, met name akkerbouwers en tuinders.


CLM doet de volgende aanbevelingen aan provincie Zuid-Holland:

  • Bezie mestverwerking primair vanuit de gebruiker van dierlijke-mestproducten en secundair vanuit de producent van dierlijke mest. Inventariseer onder akkerbouwers en tuinders de behoeften aan dierlijke mest(producten) en stimuleer waar mogelijk het gebruik.
  • Ondersteun de toepassing van (relatief goedkope) mestscheiding op veehouderijbedrijven omdat deze techniek kan bijdragen aan een optimale benutting van fosfaat uit dierlijke mest.
  • Wees terughoudend met het faciliteren van grootschalige verwerking van varkensmest in Zuid-Holland. Mochten akkerbouwers en tuinders een structurele vraag naar dierlijke hebben, dan kan grootschalige verwerking van varkensmest alsnog worden overwogen.
Download de bijbehorende rapportage
Download pdf