Onderzoek naar milieubelasting in suikerbiet voor en na het verbod op neonicotinoïden beschikbaar
19 November 2020

Sinds januari 2019 is de toepassing van neonicotinoïden in de zaadcoating van suikerbieten verboden. Om het wegvallen van de bescherming tegen schadelijke insecten op te vangen hebben telers in 2019 en 2020 extra bespuitingen uitgevoerd en zijn ze deels overgestapt op wel toegelaten zaadcoating. Op verzoek van Cosun Beet Company heeft CLM Onderzoek en Advies de milieubelasting vóór (2016-2018) en ná (2019¹) het verbod op neonicotinoïden vergeleken. Deze vergelijking is mogelijk door de unieke dataset met middelenregistraties te combineren met de CLM-milieumeetlat voor gewasbeschermingsmiddelen. 

Verschuiving in middelengebruik
Vóór het verbod op neonicotinoïden, in de periode 2016-2018, werd op 70-80% van het areaal met neonicotinoïden behandeld zaad ingezaaid, voornamelijk imidacloprid. Slechts 8% van het areaal werd bespoten met insecticiden. Ná het verbod, in 2019, is met name gebruik gemaakt van zaadcoating met tefluthrin, op ruim 60% van het bietenareaal. Het bespoten areaal in 2019 steeg -zoals verwacht- sterk, naar 80% van het areaal².

Uitkomsten milieubelasting³ verrassend
De milieubelasting van het grondwater is in de periode 2016-2018 nagenoeg gelijk, maar ná het verbod van neonicotinoïden sterk gedaald: in 2019 was sprake van een daling van 90%. 

Voor de belasting van het waterleven is de trend tegengesteld, met lagere milieubelasting in de periode 2016-2018 en een sterke stijging in 2019 (80% stijging). Deze sterke stijging is echter verrassend genoeg geheel veroorzaakt door grootschalige toepassing van het voor waterleven zeer belastende tefluthrin. De extra bespuitingen met stoffen zoals flonicamid, thiacloprid en pirimicarb dragen slechts beperkt bij aan milieubelasting van het waterleven. Door de –voor sommige stoffen extra- driftreducerende maatregelen die wettelijk verplicht zijn is de emissie naar water tijdens de bespuitingen beperkt.

Door het verbod op neonicotinoïden is de toepassing van middelen met risico voor bijen (categorie “C”, niet bruikbaar in de geïntegreerde teelt) gedaald van 95% naar 55%. 

Toekomstperspectief
Het verbod op neonicotinoïden heeft geleid tot een daling van de milieubelasting van grondwater en van het risico voor bijen. Om de milieubelasting van waterleven te verminderen is het van belang om de vervangende zaadcoacting tefluthrin alleen toe te passen bij kans op schade door bodeminsecten. 

Het voorkomen van vergelingsziekte door vliegende insecten blijkt lastig en vraagt innovaties. Belangrijk is het vermijden van standaard gebruik van breedwerkende insecticiden. Ook het testen en invoeren van niet-chemische alternatieven hoort daarbij. Bijvoorbeeld stimuleren en benutten van natuurlijke vijanden via akkerranden, ‘banker fields’ en strokenteelt. De eerste resultaten van proeven met strokenteelt laten een verhoogde aanwezigheid van natuurlijke vijanden en weinig vergelingsziekte zien. Innovaties op dit gebied passen tevens in de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 van het ministerie en de partners van het Uitvoeringsprogramma.


1. De gegevens van 2020 waren nog niet beschikbaar om mee te nemen in dit onderzoek.

2. Arealen met middelenregistraties zijn 46.000 ha in 2016, 62.000 ha in 2017, 84.000 ha in 2018 en 79.000 ha in 2019. 

3. Alleen de milieubelasting van insecticiden is in de analyse onderzocht.