Azolenresistente schimmel Aspergillus fumigatus aanwezig in diverse afvalhopen
03 December 2021

Verschillende afvalhopen blijken een bron van de resistente schimmel Aspergillus fumigatus en - soms in zeer lage gehalten - azolen te bevatten. CLM adviseert om maatregelen te onderzoeken en te nemen om ontwikkeling en verspreiding van de resistente schimmel vanuit afvalhopen tegen te gaan. Dit om het risico van blootstelling van mensen met een kwetsbare gezondheid aan deze resistente schimmel zoveel mogelijk te beperken. CLM heeft in opdracht van RWS (Rijkswaterstaat) onderzoek uitgevoerd naar groen- en houtafval als bron van de azolenresistente schimmel en in opdracht van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) naar de aanwezigheid van de resistenteschimmel en azolen in land- en tuinbouwafval. De resultaten van deze onderzoeken zijn nu beschikbaar in een drietal rapporten.

Meer info: Peter Leendertse (CLM)

Risico voor de mens

De resistente Aspergillus fumigatus is een schimmel die een risico vormt voor mensen met een verzwakt immuunsysteem, een longinfectie of Covid-19. De schimmel groeit op dood plantenmateriaal en produceert grote hoeveelheden sporen die in de lucht komen. Deze sporen kunnen door mensen ingeademd worden en dit kan bij mensen met onderliggende aandoeningen leiden tot ernstige longinfecties, met mogelijk overlijden als gevolg. Behandeling van deze infecties met azool-medicatie werkt niet meer omdat Aspergillus fumigatus afgelopen decennia resistent is geworden tegen azolen. Het is aannemelijk dat de schimmels resistent zijn geworden door gebruik van azolen in land- en tuinbouw en houtverduurzaming.

Azolengebruik in landbouw en houtsector

In de desk studie van CLM blijkt het gebruik van azolen in de Nederlandse land- en tuinbouw afgelopen decennium bijna verdubbeld tot 260.000 kg per jaar. Deze azolen worden vooral toegepast ter bestrijding van schimmels in de gewassen, waarbij de meeste azolen de laatste jaren in aardappelen en bollen worden gebruikt. Ook granen, uien, fruit en suikerbieten kennen een substantieel gebruik. Toepassing van difenoconazool in aardappelen is de laatste 6 jaar sterk toegenomen. Voor de toepassing als biocide in houtbehandeling wordt ter voorkoming van houtrot naar schatting van de sector jaarlijks ca. 1000 kg azolen gebruikt. Inmiddels heeft het Ctgb (College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden) in februari 2021 maatregelen voorgeschreven om risico’s van ontwikkeling en verspreiding van resistente Aspergillus fumigatus in bewaarhopen van bollenafval te verminderen. Onbedoeld komen azolen ook terecht in groenafval dat opgeslagen is en verwerkt wordt bij biomassawerven, vergisters en in kleine afvalhopen met bermmaaisel. Op basis van de deskstudie is besloten een tweetal praktijkonderzoeken uit te voeren.

Resultaten monitoring in de praktijk

In de praktijkonderzoeken zijn monsters verzameld op diverse locaties en geanalyseerd op het voorkomen van (resistente) Aspergillus fumigatus en van azolen. Het gaat om met azolen behandeld houtafval, groenafval en groencomposthopen en hopen met afval van uien, aardappels, suikerbieten en aardbeien. Er is sprake van een ‘hot spot’ wanneer in de afvalhopen grote aantallen resistente schimmels worden aangetroffen.

In met azolen behandeld afvalhout blijkt sprake van hoge resistentie in 10% van de monsters. Resistentie treedt alleen op in relatief fijn materiaal. Dan vormt het houtafval een ‘hot spot’. Het versnipperen en op een hoop bewaren van houtafval dat azolen bevat, vormt dan ook een risico voor de ontwikkeling van resistente Aspergillus fumigatus.

In kleine opslaghopen met groenafval is sprake van hoge resistentie in 30% van de monsters. Groenafval in kleine opslaghopen met sloot- of bermmaaisel bevat niet of nauwelijks resistentie. In enkele kleine afvalhopen is sprake van zeer hoge aantallen resistente Aspergillus en deze hopen vormen een ‘hot spot’. Opvallend is dat in alle drie van deze hopen sprake is van grote diversiteit aan materiaal. De heterogeniteit van de kleine groenafvalhopen maakt het nog niet mogelijk om duidelijkheid te verstrekken over het (moment van) optreden van de resistentie-ontwikkeling in deze hopen.

Het groenafval dat is opgeslagen op biomassawerven (alle ingangsstromen) bevat zeer hoge aantallen resistente Aspergillus fumigatus en vormt daarmee een ‘hot spot’ (zie rapport B). Gedurende het composteringsproces verminderen de resistente aantallen en in het eindproduct (compost) zijn de aantallen nagenoeg nul.

Afvalhopen van rotte uien enaardbeienplanten bevatten zowel azolen als zeer hoge aantallen resistente Aspergillus fumigatus en vormen een ‘hot spot’ (zie rapport C). Op uien zelf is geen resistentie aangetroffen. In afvalhopen van consumptieaardappelen, met vooral grond en loof, zijn azolen aangetroffen en voornamelijk lage aantallen resistente schimmels. In één van de aardappelafvalmonsters, waar vooral sprake is van fijn organisch materiaal, zijn zeer hoge aantallen resistent Aspergillus fumigatus aangetroffen. In suikerbieten, die bij een akkerbouwer waren opgeslagen, zijn lage aantallen resistente Aspergillus fumigatus aangetroffen. Ook in de bietenpunten bij de verwerker zijn de gehalten laag.

In aansluiting op het onderzoek voor RWS zijn inmiddels in een beperkt aantal monsters die hoge aantallen resistente Aspergillus fumigatus bevatten een extra azolenanalyse met gevoeligere detectie uitgevoerd. Bij deze nadere analyse zijn zeer lage concentraties azolen aangetroffen. De resultaten van deze verdieping zijn nog niet gepubliceerd.

Adviezen voor preventie

Het advies aan de verschillende sectoren is mogelijke preventieve maatregelen (bijvoorbeeld afdekken) aan te dragen en de effectiviteit via een meetprogramma te testen door materiaal- en luchtmetingen. Effectieve maatregelen kunnen dan aansluitend worden toegepast om uit voorzorg de ontwikkeling van hoge aantal resistente Aspergillus fumigatus in groenafvalhopen te voorkomen.

Advies aan de houtverwerkingssector is azoolhoudend hout na versnipperen niet op te slaan maar zo snel mogelijk te verwerken, bijvoorbeeld in de verbrandingsovens. Indien opslag noodzakelijk is, adviseren we de snippers af te dekken.

We bevelen telers en verwerkers aan om uit voorzorg geen afvalhopen te maken of aan te houden, zoals nu met de rotte uienhopen en de aardbeienafvalhopen wel het geval was. Dat kan door dit afval direct over het land te verspreiden of te verwerken. Dit voorkomt namelijk het ontstaan van grote aantallen azoolresistente Aspergillus fumigatus. Hierbij is het mogelijk aan te sluiten bij het protocol voor bollenafval. Voor aardappel- en uienhopen geldt al de wettelijke verplichting deze hopen na 15 april af te dekken. Ook hierbij kan worden aangesloten, waarbij het advies is het afdekken ook vóór 15 april uit te voeren.

Het stoppen met het gebruik van azoolhoudende gewasbeschermingsmiddelen is een andere methode om de ontwikkeling van resistente Aspergillus fumigatus in afvalhopen te verminderen of te voorkomen. Hierbij is de vraag in hoeverre deze groep van schimmelbestrijders voor de gewasbescherming van deze gewassen gemist kan worden. Daar waar dit mogelijk is, lijkt dit een effectieve maatregel. Wel zijn er aanwijzingen dat in land- en tuinbouwafval zonder azolen, toch inwaai van resistente sporen plaats kan vinden. In welke mate dit een rol speelt is nog onbekend.

Adviezen voor onderzoek

Het advies aan de ministeries van LNV en I & W is kleine, lokale afvalhopen die heterogeen zijn te laten onderzoek om de oorzaak van de resistentie in dit type hopen te achterhalen. Aanbeveling is ook om gericht een vervolgonderzoek uit te laten voeren in de land- en tuinbouw, met name in vollegrondsgroenten, zoals kolen. Ook daar is namelijk sprake van azolengebruik in de teelt én van opslag van plantafval na de oogst. Verder is de aanbeveling aan het ministerie van I & W en VWS bij hot spots luchtmetingen uit te laten voeren, om na te gaan in welke hoeveelheden resistente Aspergillus fumigatus -sporen vrijkomen en over welke afstand de sporen zich verspreiden.

We adviseren verder via monitoring te toetsen of aangepaste methoden van afvalverwerking afdoende zijn, om de ontwikkeling van hoge aantallen azoolresistente Aspergillus fumigatus te voorkomen.

Tenslotte is het advies om van de monsters met resistente Aspergillus fumigatus uit deze studie de DNA-sequenties te analyseren, om te bepalen of de gevonden sequenties overeenkomen met de in patiënten aangetroffen resistentie; om te onderzoeken of de resistentiemechanismen overeenkomen.

Lees ook de kamerbrief

Deel A, desk studie
Deel B, monitoring
Deel C