Voorkomen neveneffecten rattengif
Voorkomen neveneffecten rattengif Voorkomen neveneffecten rattengif

Doorvergiftiging rodenticiden
21 september 2021

Opdrachtgever

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Adviespijler & Adviseurs

Onderzoeken
Roy Gommer
Peter Leendertse

Opdracht

Onderzoek het neveneffect van Rodenticiden (rattengif) op andere dieren. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vraagt zich af in welke mate anticoagulante rodenticiden (ACR’s) worden aangetroffen bij niet-doelsoorten in Nederland. Rodenticiden hebben als doel om ratten en de huismuis te bestrijden. Ze kunnen echter ook direct opgegeten worden door niet-doelsoorten als bijvoorbeeld een winterkoning of kleine muisachtigen. Deze kunnen in de lokdoos komen of naar buiten gesleept voedsel opeten. Daarnaast kunnen door doorvergiftiging - bijvoorbeeld een roofvogel die vergiftigde huismuis eet - ongewenste neveneffecten optreden. Dit onderzoek geeft inzicht of en in welke mate dit gebeurd, zodat erna gehandeld kan worden om dit te voorkomen.

Impactdomein

Biodiversiteit

Oplossing

Monsterverzameling is niet eenvoudig voor dit type onderzoek. Een breed scala aan dode beesten waarvan de vindplaats, datum en mogelijke doodsoorzaken bekend zijn, is niet zomaar aangelegd of gevonden. CLM heeft contact gelegd met organisaties die van allerlei dode dieren een ingevroren collectie hebben. Als eerste stap is bepaald hoeveel van elke diersoort nodig is om inzicht te krijgen in het gehele voedselweb en alle contaminatieroutes, verdeeld naar agrarisch, stedelijk en industrieel. Uiteindelijk zijn circa 200 monsters op werkzame stoffen in rodenticiden geanalyseerd. Vanuit de volgende onderzoeksvragen: 

  1. Welke niet-doelsoorten zijn potentieel blootgesteld aan lokaas in een lokdoos (primaire blootstelling)?
  2. Welke anticoagulantia, in welke concentratie, komen voor in niet-doelsoorten (primaire en/of secundaire blootstelling)?
  3. Wat zijn de contaminatie routes van de anticoagulantia?
  4. Is er een verschil in blootstelling tussen industrieel, agrarisch en stedelijk gebied?

Partners

CLM heeft een consortium samengesteld met daarin de volgende onderzoekspartners: Dutch Wildlife Health Centre (DWHC), Bureau Waardenburg en Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD). Daarnaast is een klankbordgroep samengesteld met experts en wel van de volgende organisaties: College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, Kennis- en Adviescentrum Dierplagen, Ministerie  Infrastructuur en Waterstaat, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Universiteit Utrecht, Wageningen University & Research, Zoogdiervereniging en een drietal commerciële dierplaagbestrijders.

Impact

De uitkomsten van het onderzoek waren aanleiding voor het ministerie en dierplaagbestrijders om nog meer in te zetten op Geïntegreerd Plaagdiermanagement (IPM).