In de jaren ’80 en ’90 ondervonden boeren regelmatig schade door milieuverontreiniging buiten de landbouw. Denk aan emissies van dioxine vanuit afvalverbranding (waardoor deze zeer giftige stof in de melk terecht kwam) en uitstoot van zware metalen naar landbouw vanuit de industrie. Groot probleem waren ook de riooloverstorten die een risico voor de koeien die uit de sloot dronken. De inspanningen van CLM hebben bijgedragen aan een sterke vermindering van milieurisico’s voor de landbouw.
- Home
-
CLM
-
Over onsMissiegedreven adviesbureau
-
AdviseursBieden houvast en handelingsperspectief
-
OrganisatieAandeelhouders en toezicht
-
Werken bijVacatures & Stages
-
-
Advies
-
OnderzoekenPraktijkgericht onderzoek
-
OntwikkelenIdeeën en oplossingen
-
MonitorenMeetbaarheid resultaten
-
OpdrachtgeversPositieve impact vergroten
-
Initiatieven & PartnersBruggen bouwen
-
-
Impact
-
ImpactdomeinenWerkvelden
-
Impactmonitor40 jaar impact
-
Nieuws & PublicatiesLaatste ontwikkelingen
-
CasesVoorbeelden uit de praktijk
-
-
Contact
-
AdviesVraag het ons!
-
SamenwerkenSamen = meer impact
-
PersWij informeren je graag!
-
- 📢 Podcast Red de Lente!
CLM stond in de jaren ’80 aan de wieg van de ontwikkeling van de mineralenboekhouding met een mineralenbalans. Hiermee kregen agrariërs een praktisch handvat om te werken aan vermindering van de stikstofproblematiek. Ook het beleid zag mogelijkheden om dit als sturingsinstrument in te zetten: In 1998 werd MINAS ingevoerd, een mineralenaangifte systeem op basis van de mineralenbalans. Tot op de dag van vandaag wordt de mineralenbalans als een belangrijk instrument gezien voor boeren om op het eigen bedrijf inzicht te krijgen in de mineralenstromen.
In de jaren ’90 werd de systematiek van de mineralenboekhouding verder uitgewerkt. Door uitrol in de praktijk via studieclubs van boeren en een verkenning of een combinatie van heffingen en premies boeren stimuleerden om de overschotten verder te beperken. De vraag of het draagvlak voor het beleid onder boeren kan worden vergroot door beloning blijft actueel. Zo zetten we ons als CLM nu, dertig jaar later, nog steeds ervoor in dat boeren een vergoeding krijgen voor bovenwettelijke milieuprestaties.
Bodemverontreiniging speelt een belangrijke rol binnen de glastuinbouw. In en rondom kassen worden onder andere matige tot sterke verontreinigingen met zware metalen, PAK’s en organochloorverbindingen aangetroffen. Bij herstructurering van oude kasgebieden moeten overheid en bedrijfsleven dan ook rekening houden met aanzienlijke kosten voor bodemsanering. Dit mag geen belemmering vormen voor het herstructureringsproces. Daarnaast moet er aandacht zijn voor duurzaam bodembeheer in de glastuinbouw.
Dit betekent dat bodemverontreiniging zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Tuinders kunnen verontreinigingen beperken door:
- Recirculatie van water;
- Bemesting op maat;
- Geen bestrijdingsmiddelen met een hoog uitspoelingsrisico te gebruiken;
- Geen verontreinigd verhardingsmateriaal te gebruiken.
Dit onderzoek heeft de betrokken partijen wakker geschud om mogelijke bodemverontreiniging in de glastuinbouw zoveel mogelijk te voorkomen.
In 1997 gaf CLM een overzicht van milieuproblemen in de Nederlandse melkveehouderij: verzuring, vermesting, verdroging en klimaatverandering. Vervolgens wordt ingezoomd op omvang van stikstofverliezen vanaf het agrarisch bedrijf naar het milieu. Het Europese en Nederlandse beleid om deze verliezen terug te dringen worden besproken. 25 jaar later staan al deze thema’s nog nadrukkelijker op alle beleidsagenda’s
Een verkenning naar maatregelen die agrariërs in Noord-Brabant kunnen nemen om te voldoen aan de Minas-eindnormen en aan eventuele aangescherpte verliesnormen. Per sector zijn de belangrijkste mogelijkheden en knelpunten gesignaleerd en zijn aanbevelingen gedaan voor aanvullend provinciaal beleid.
In dit rapport beschrijft CLM de impact van het plas-dras natuurbeheerpakket op weidevogels en natuur, maar ook op de landbouwkundige praktijk. De impact van een plas-dras is het grootste op hele percelen, terwijl een greppelplas-dras slechts beperkt foerageer-mogelijkheden biedt voor weidevogels. De impact op de landbouwkundige praktijk is evenredig. In beide gevallen blijft de vergoeding vanuit het agrarisch natuurbeheer (SAN) achter bij de feitelijk gemaakte kosten.
Dit onderzoek biedt perspectief aan agrarisch natuurverenigingen en deelnemende agrariërs om plas-dras zo effectief mogelijk in te zetten voor en na het broedseizoen. Ook geeft het inzicht in de consequenties na drooglegging. Ook wordt gepleit voor een vergoeding vanuit het agrarisch natuurbeheer die recht doet aan de feitelijke beheerkosten voor de agrariër.
Grote delen van het Nederlandse buitengebied zijn gevoelig voor ondergrondverdichting. Oorzaken (met name zware machines) en gevolgen zijn redelijk bekend. Echter worden de gevolgen in de praktijk nog amper gerelateerd aan bodemverdichting, zoals toename van oppervlakkige afspoeling en daardoor achteruitgang van de waterkwaliteit is onderbelicht. Bewustwording is nodig om grondgebruikers in actie te laten komen. Daarom is een actieplan opgesteld die o.a. provincie, waterschap, loonwerker en natuurbeheerder handvatten geeft om via de eigen organisatie en extern bodemverdichting te voorkomen.
Duurzaam bodembeheer is een belangrijke voorwaarde om de waarde van de grond te behouden. CLM heeft in een periode (2016-2019) aan een aantal projecten meegewerkt die duurzaam bodembeheer waarderen.
Dit is gedaan door de ontwikkeling van het Label Duurzaam Bodembeheer, dit is een systeem dat agrariërs stimuleert om hun bodem duurzaam te beheren.
Ook is er een studie uitgevoerd die duurzaam bodembeheer heeft bekeken in relatie tot gewasopbrengst en water vasthoudend vermogen. Verder heeft CLM meegewerkt aan de ontwikkeling van een zogenaamde ‘Bodemladder’, een model dat de bodemkwaliteit eenvoudig in beeld kan brengen.
Figuur 1. Relatie tussen het label Duurzaam Bodembeheer, bodembeheermaatregelen, bodemkwaliteit en indicatoren.
Figuur 2. Label voor Duurzaam Bodembeheer moedigt boeren aan tot het nemen van maatregelen.
Zonnepanelen vormen een belangrijke bron van duurzame energie. In toenemende mate worden zonneweides op landbouwgrond aangelegd. Daarbij wordt door de betreffende gemeente vaak een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan verstrekt. Na ongeeer 30 jaar verloopt deze vergunning en kan de grond in principe weer als landbouwgrond worden gebruikt. In het rapport hebben wij de beschikbare kennis over het effect van zonneweides op bodemkwaliteit in kaart gebracht.
In het klimaatakkoord is opgenomen dat de landbouw vanaf 2030 jaarlijks 0,5 Mton CO2 extra (in de vorm van organische stof) op slaat in landbouwbodem. Hiervoor is een breed onderzoeksprogramma opgezet, samen met LBI en WUR. De rol van CLM is vooral gericht op de praktische vertaling van de resultaten naar de praktijk, en ontwikkeling van methodieken voor koolstofcertificaten, als basis voor vergoeding voor koolstofvastlegging.